Reculer pour mieux écrire

 
 

Dit huis is er een voor de heremiet. Een schelp te leen voor gij die schrijft, met muren die beschermen zodat gij binnenin een week dier kunt zijn. Want als ge schrijft, moet ge weerloos durven zijn. Even vormeloos en broos als de stukjes waarheid die ge wilt opdiepen.

Ge zijt welkom om te schuilen en te schrijven in deze éénpersoons buitenschil, een beschermlaag die de blote onderbuik van afweer voorziet. Een exoskelet.

Het is klein, dit onderkomen. Dat heeft voordelen: met zijn 8 meter lengte moet ge hier al moeite doen om woorden kwijt te spelen tussen het bed en de tafel. Al is het niet de oppervlakte die telt. Dat het een plek is, volstaat. Virginia Woolf had om te schrijven niet meer nodig dan een kamer voor zichzelf (en 500 Pond per jaar). Ge zoudt kunnen concluderen dat de plek noodzakelijk is voor het ontstaan van literatuur, maar daar spreekt Woolf u tegen. Want waar zij die kamer vooral voor nodig had, was om zichzelf eruit te kunnen denken. ‘To think oneself out of the room.’ Om de deur achter zich dicht te trekken en nieuwe werelden te verzinnen.

Als ge dus al een plek nodig hebt, dan is het vooral om die te kunnen verlaten. Het zit namelijk in uw hoofd, allemaal. De argumenten, de verwoording, de ideeën. Hebt ge dan nog een kamer nodig? Historicus Tony Judt schreef zijn memoires vanuit zijn bed, waar hij verlamd en slapeloos lag te wezen als gevolg van een ziekte die haar einde naderde. Vanuit dat bed — maar eigenlijk uit zijn hoofd — componeerde Judt heelder hoofdstukken van zijn memoires terwijl de wereld sliep. De ideeën, de zinnen, de komma’s, sloeg hij zorgvuldig op in een herinnering. In gedachten dwaalde hij door de chalet in Zwitserland waar hij als kind ging skiën. Daar borg hij zijn schrijfsels op. De trap op, de eerste gang door, voorbij de keuken, daar bewaarde hij een flard dat een essay zou worden. In de kast onder de traphal een stukje autobiografie. Overdag dicteerde hij de woorden, netjes uit hun schuilplaats gehaald, aan een vriend die dienst deed als tikmachine. Het werd een postuum stukje pracht, getiteld The Memory Chalet. Een ode aan het leven en het bewijs dat ge in feite geen fysieke plek nodig hebt om te schrijven. Het ledikant, introspectie en een geheugen volstaan voor virtuositeit. 

Ge hebt het Chelsea Hotel van Kerouac, Burrows en Miller niet nodig, noch het geroezemoes in Café Flore waar Sartre en de Beauvoir bij zwoeren.


Want als ge in uw werk opgaat, dan verdwijnt de ruimte, wordt ze irrelevant. Ge kunt dus perfect zonder deze Carabane met haar jonge berken en ochtendlijke groene specht. Ge hebt het Chelsea Hotel van Kerouac, Burrows en Miller niet nodig, noch het geroezemoes in Café Flore waar Sartre en de Beauvoir bij zwoeren. Maar waar ge wel heen moet, is de tussenruimte. Daar waar Judt zijn verhalen onder de trap verstopte en waar Woolf heen ging als ze haar ‘room of one’s own’ verliet zonder de deur uit te gaan. Daar, in de tussenruimte, is waar de weke delen soppen. 

Het is daar waar uw binnenkant schuurt tegen de buitenwereld, daar waar het intiem wordt. Daar waar het broeit. Het is de ruimte waar witregels uit zijn opgetrokken — leeg, maar met de belofte om te worden gevuld. Het is een plek om te delven naar betekenis.

Voor mij bestaat die wereld ontdaan van tandartsafspraken en conversaties over het weer in dit kleine houten huis op wielen. Hier is afleiding een Vlaamse gaai. Hier is het eerste punt op de agenda de stoof aansteken. Hier is waar ik mezelf de tijd kan beloven, waar de vrijheid die ik binnenin uithouw groter wordt. Hier is een plaats waar ik het woord — en misschien ook gewoon mezelf — alle eer aandoe. Een plaats waar niets op mij wacht, behalve de pagina. Een plaats die het woord verwelkomt. Een plaats waar de overdruk in mijn hoofd gecompenseerd wordt door het zicht uit de ramen. 

Ik bouwde deze schil omdat ik vind dat er plaats moet zijn voor schrijven. Het mijne, maar ook het uwe. Want woorden doen ertoe. Woorden vormen ons denken, en daarom moeten wij de tijd nemen om die woorden bedachtzaam te spellen. Om na te denken hoe ze vallen, die woorden, in het oor van de ander. En over wat ze daar moeten teweegbrengen, in dat oor. Als schrijven een manier van begrijpen is en de wereld alsmaar moeilijker te ontcijferen, dan hebben we vooral nood aan meer gedrukte letter. Aan grote woorden, ja, maar evengoed kleine ideetjes. Laat de Carabane uw plek zijn voor schrijven dat eigenlijk denken is. Kom uw weke delen passen tussen de wanden van populier en peil naar de woorden die in u wonen. Toe, er is plek.

Jill Mathieu